Solomon en Violet komen oorspronkelijk uit Bukoba, een stad aan de andere kant van het Victoriameer, bijna 3 dagen reizen met de bus. Ze zijn van de stam “Haya” en ze hebben een eigen taal. Hier in het Kilimanjaro-gebied wonen vooral “Chagga”. Bij de patiëntenregistratie in het KCMC wordt geregistreerd van welke stam iemand afkomstig is. Het is dus echt iets wat telt. Toen we net in ons huis gingen wonen zei de verhuurder dat we Solomon en Violet beter meteen konden ontslaan, want ze zijn geen Chagga. Nou, dat konden we natuurlijk niet over ons hart verkrijgen en daarbij mochten we ze ook eigenlijk meteen. Zie je het tafereel al voor je: echtpaar met kind moet huisje verlaten, geen inkomen, waar moeten ze naar toe.
Het grappige was dat toen S en V voor ons gingen werken, ze zelf ook meteen iemand in dienst namen voor hun eigen huishoudelijk werk en om op Linda te passen. Maar dat vonden ze toch een beetje teveel kosten en toevallig hoorden ze van hun familie dat in Bukoba een meisje van 11 een baantje zocht, tegen kost en inwoning. De familie kon de kosten voor haar onderhoud niet meer opbrengen.
Drie weken geleden kwam ze aan in Moshi. Libe heet ze, vader onbekend en moeder overleden. Ze blijkt pas 9 te zijn en is nog nooit naar school geweest. Libe spreekt geen Swahili, alleen Haya. Toen ik haar de eerste keer zag, was ik meteen helemaal verkocht, zo'n klein, bescheiden meisje. Ze kwam naar me toe, legde bij wijze van begroeting haar handen onder mijn kin (polsen bij elkaar, vingers naar de zijkanten) en zei Shikamoo, de respectvolle groet voor een ouder iemand. Ontroerend was het. S en V hebben er dus eigenlijk een dochter bij, en niet de huishoudelijke hulp die ze verwachtten. Onze meiden hebben meteen een nieuw speelkameraadje, en het grappige is dat ze haar nu een beetje Swahili leren. S en V zijn er in feite “ingeluisd”, en hebben nu een extra mond om te voeden. Hoewel ze haar wel laten helpen in het huishouden. Eigenlijk vinden wij dat ze naar school moet, maar ja waar bemoeien we ons mee. Het is wel heftig om zo geconfronteerd te worden met de wezenproblematiek in Tanzania. Zoals Libe zijn er nog zoveel andere kinderen, meestal wees ten gevolge van AIDS. Rondom Moshi is de opvang in weeshuizen goed georganiseerd, er zijn vrijwel geen straatkinderen. Daarnaast vangen families zelf veel op. Het begrip “neefjes en nichtjes” bestaat hier niet. De kinderen van de broers en zussen van de ouders, worden ook broertjes (kaka) en zusjes (dada) genoemd. In het kader van “het hemd is nader dan de rok”, heeft dit een goede invloed op het verantwoordelijkheidsgevoel voor alle familieleden. Maar als de familie, zoals bij Libe, te arm is, dan wordt geprobeerd het op te lossen binnen stamverband. In een stad echter is het stamverband losser, en moeten sommige kinderen toch geplaatst worden in weeshuizen. S en V zijn gelukkig lief voor Libe, dus ergens heeft ze nog geluk dat ze hier terecht is gekomen. En hopelijk laten ze haar uiteindelijk ook naar school gaan.
De organisaties die zich bezighouden met wees- en straatkinderen zijn zogenaamde non-governmental organisations, die afhankelijk zijn van donaties en vrijwilligerswerk. Twee voorbeelden van dit soort organisaties in deze regio zijn Amani Children's Home en Mkombozi Centre for Street Children.
Nou, dit was het serieuze gedeelte. Met de bevoorrechte Valkenburgers hier ter plaatse gaat het nog steeds goed. De kinderen hebben nog 2 dagen herfstvakantie en dan er tegenaan tot de kerstvakantie. We hebben nog een paar gezellige uitstapjes gemaakt en verder wat gerommeld in en om het huis. Gaspard heeft vandaag een Marktplaats-achtige website voor deze regio gemaakt. Er zijn mensen die van alles willen kopen en verkopen, maar dat gaat óf met briefjes op prikborden of via mailtjes. Niet zo heel efficiënt dus. We zijn nog aan het nadenken over een naam.
Gaspard kan de laatste tijd weer heel vaak “ja, dit is Afrika!” roepen, want om de haverklap valt de stroom uit en vanavond hadden we plotseling geen water meer. Zucht......