dinsdag 7 oktober 2008

Banda

De afgelopen dagen hebben we genoten van zand en strand van de Indische Oceaan. Zelfs ik vond het nu lekker om te gaan zwemmen, het was qua temperatuur net badwater. Het vakantiepark waar we zaten, de Capricorn Beach Cottages, bleek te bestaan uit 3 banda's, waarvan 1 voor mij en Gaspard en 1 voor de meiden. Een banda is een hut met ramen zonder glas met horren, een heerlijk bed met klamboe, badkamer en keukentje, vlakbij het strand. En voor de banda een veranda. 's Morgens werd het ontbijt gebracht in een mandje. Kortom, een droomlocatie. Het was vrij warm, een vochtiger hitte dan hier in Moshi, maar wel met een zeewind. En af en toe een tropische regenbui, van het Nederlandse type.
Naast ons in een ander parkje, zaten mensen die we van school kennen. Maria heeft engelse bijles en zwemles met de 5-jarige Matthias en ze zitten bij elkaar in de klas. Geraldine en Benoit Pitot, de ouders, komen van St. Mauritius en zijn voor 6 jaar gestationeerd op TPC, de suikerplantage. Ze zijn ook pas hier. Behalve Matthias hebben ze nog 2 zonen, Amory van 16 en Remy van 13, keurige jongens. We hebben veel met elkaar opgetrokken, onder andere een uitstapje naar Pangani, met z'n allen in hun Landcruiser. Afgelopen zondag hebben we een boot gehuurd, en zijn gaan snorkelen en picknicken op `Sand-island`, een zandbank. Erg leuk, behalve dat Gaspard een geleende snorkel is verloren in de zee, en dat we, ondanks flink smeren, toch allemaal wel ergens op het lichaam verbrand zijn. De Pitootjes zijn franstalig, dus de communicatie met hun gebroken engels en ons matige frans was af en toe niet om aan te horen. Maar goed, een fles wijn overwint al snel een taalbarrière.
De rit naar de kust duurde zo'n 6 uur. Het grootste deel over geasfalteerde wegen, 2-baans, en vlakbij de kust over onverharde, rode weggetjes. Op zich is het niet druk op de weg, maar wat het zo eng maakt is dat er overal mensen langs de weg lopen. De snelheid is toch zo'n 80-100 km/uur. En dan nog word je ingehaald door een felgekleurde touringcar, waarbij op de voorkant staat `in God we trust`. Nou, dan doen we dan maar.
Langs de weg zijn dorpjes met hutten van leem, takken en rieten of golfplaten daken. Nergens heb je een stadje of dorp dat echt het bekijken waard is. Zelf Pangani, een leuk havenplaatsje zou je denken, is niks bijzonders, alles is even armoedig. Alleen de sporadische beachresorts zijn mooi, verder is het toerisme niet ontwikkeld. Wat natuurlijk ook wel voordelen heeft, nergens lelijke hoogbouw of schreeuwerige uitgaansgelegenheden. Maar ook geen lekker terrasje, ijssalonnetje of winkeltje.
Gisteravond om 6 uur reden we Moshi weer in. Ik had even een negatief gevoel, bweh, ik ga nu naar huis, maar is dat Thuis? Al die negers, de armoede, de rommeligheid. We reden langs onze brievenbus in de stad en daar lagen een brief voor Anna, de Opzij en de NRC-weekeditie met nieuws van een week geleden. Thuis stond Linda te juichen van plezier en Violet en Solomon leken ook wel oprecht blij om ons weer te zien. Gaspard had al snel een lekker pastaatje op tafel en zo kwam het thuisgevoel gelukkig weer terug. Het waren heerlijke dagen en het was interessant om een heel ander deel van Tanzania te ontdekken.