In Tanzania hebben we ons al zo vaak verbaasd over het verkeer. Het is ongelofelijk wat je af en toe ziet. Er zijn nergens verkeerslichten. 's Avonds is het aardedonker, want er is geen straatverlichting. Veel auto's rijden met groot licht plus de meeste koplampen staan standaard verkeerd afgesteld, waardoor je als tegenligger een paar seconden niks ziet. Daarna ben je altijd weer blij dat je niet in de ditch (een soort geul voor waterafvoer langs de weg) bent gereden of een geit of een mens hebt geraakt. Ook komt het voor dat auto's helemaal zonder licht rijden. We proberen het 's avonds rijden dus maar zoveel mogelijk vermijden.
Kleine stadsbusjes, de zogenaamde Dala-Dala's, zitten vaak afgeladen vol, en de bijrijder hangt met zijn bovenlichaam uit het raam om de bestemmingen te schreeuwen naar wachtenden op straat. Ook in auto's met laadbak staan soms wel 20 mensen.
De weg van Moshi naar Arusha is een soort Napoleonsbaan (tussen de A2 en Venlo) in het kwadraat, één en al gevaarlijke inhaalmanoevres, en daarbij ook nog 's kinderen en loslopende dieren langs de weg. Maar ja, als je een bus of vrachtwagen voor je hebt rijden waar pikzwarte rook uit de uitlaat komt, dan wil je daar toch wel effe voorbij.
De kwaliteit van de wegen is ook niet altijd om over naar huis te schrijven. Er zijn aardig wat geasfalteerde wegen, maar ook nog veel dirt-roads, ongeasfalteerde wegen vol kuilen en hobbels. Of wegen die ooit geasfalteerd zijn, maar nooit zijn onderhouden en nu ook vol gaten zitten.
Kinderen zitten meestal los in de auto of zonder helm op een brommer of motor. Ik moet toegeven dat we zelf ook wel wat gemakkelijker zijn geworden. We zijn streng met het gebruik van de veiligheidsriem, maar verder hebben we ons wel wat aangepast in de verkeerde richting. Isabelle heeft laatst van ons huis naar een restaurantje in de buurt gereden. Het is een automaat en het was over een paar kleine buurtweggetjes, maar toch, verantwoord is het niet. Maar wel leuk natuurlijk, vooral toen we zonder schade aankwamen en er geen slachtoffers waren gevallen.
Vorige week ben ik met Jan (duitse water-ingenieur) en zijn vrouw Gordana (mijn loopmaatje), hun zoontje Leon van 1½ en Anna naar één van zijn waterprojecten ten zuidoosten van Moshi gaan kijken. In afgelegen dorpen boren ze een diep gat in de grond, waar een kraan voor algemeen gebruik op wordt gemaakt. Nu gebruiken ze ook vaak water uit de grond, maar dat is niet al te schoon omdat het niet van diep genoeg komt. Om verantwoord gebruik van de nieuwe kraan te stimuleren worden er watercomité's opgericht bestaande uit dorpsbewoners en de mensen moeten ook een klein bedrag per emmer betalen. De waterprojecten worden grotendeels gefinancierd door Duitse banken, en er wordt nauw samengewerkt met de Tanzaniaanse overheid.
In het dorp waren we weer een bezienswaardigheid. De kinderen daar hadden waarschijnlijk nog nooit blanke kinderen gezien. Leon zat in een moderne kinderwagen, terwijl in Afrika moeders hun kinderen in een doek op de rug dragen. Dus toen we een stukje gingen wandelen, terwijl Jan de werkzaamheden controleerde, eindigden we met een soort processie van 30 kinderen. Nadat we weer terug waren bij de auto, bleven ze gewoon staan kijken. We hadden 2 ballen bij ons, dus toen zijn we maar met alle kinderen gaan voetballen en overgooien. Anna voelde zich totaal niet op haar gemak. Het is ook soms wel moeilijk om zo op te vallen, alleen maar omdat je blank bent. In zo'n dorp wonen de mensen in huisjes van leem en stro, zoals je ziet op plaatjes van Afrika. Zo wonen wij dus niet, hè. Wij zijn het verstandige biggetje en hebben een huisje van steen, met een normale toilet en douche. Want zulke vragen krijgen we wel 's, of we in een rieten hut wonen, op matjes slapen en in de vrije natuur moeten plassen.